Een telescoop is een optisch instrument dat lenzen of spiegels en andere optica gebruikt om verre objecten te observeren. Het gebruikt de breking van licht door de lens of het licht dat wordt gereflecteerd door de concave spiegel om het kleine gaatje binnen te gaan en samen te komen voor beeldvorming, en vervolgens door een vergrotend oculair te gaan om gezien te worden, ook wel bekend als "helderziend".
De eerste functie van de telescoop is het vergroten van de openingshoek van verre objecten, zodat het menselijk oog details met kleinere hoekafstanden kan zien. De tweede functie van de telescoop is om een straal te sturen die veel dikker is dan de diameter van de pupil (tot 8 mm) die door de objectieflens wordt opgevangen in het menselijk oog, zodat de waarnemer vage objecten kan zien die voorheen onzichtbaar waren.
In 1608 stuitte Hans Liebersch, een opticien in Nederland, op een tweelens die verre objecten duidelijk kon zien, en hij werd geïnspireerd om de eerste telescoop in de menselijke geschiedenis te bouwen. In 1609 vond de Italiaanse Florentijn Galileo Galilei de 40x dubbele spiegeltelescoop uit, de eerste praktische telescoop die voor wetenschappelijk gebruik werd gebruikt. Na meer dan 400 jaar ontwikkeling is de telescoop steeds krachtiger geworden en is de observatieafstand steeds groter geworden.